Een goede enquête opstellen: 10 vuistregels

Een goede enquête maken is alles behalve eenvoudig. Een ondoordachte enquête is namelijk weinig waard. Daarom is het belangrijk te kijken naar wat je wil weten, van wie je iets wil weten en hoe je daar achter gaat komen. Wij zetten aantal vuistregels voor je op een rijtje, zodat je makkelijker tot een betrouwbare vragenlijst komt.

 1. DoelstellingEen goede enquête opstellen: 10 vuistregels

Een enquête is vaak ter ondersteuning van een onderzoek. Dit betekent dat als je het onderzoek relevant wilt maken, je moet zorgen dat de vragen in je enquête relevant zijn. Het is hierbij handig om een doelstelling te maken. Daarmee kun je controleren of je enquêtevragen echt antwoord geven op je vragen. Doen ze dit niet? Dan krijg je “Nice to know” vragen – vragen die leuk zijn om te stellen, maar waar je voor je onderzoeksdoel niets aan hebt. Onthoud dat je je respondenten alleen maar meer belast met die vragen, en dat je ze dus beter niet kunt stellen.

 2. Lengte

Heel praktisch: maak je enquête niet te lang. Als je wilt dat de respondenten je enquête afmaken, mag het maximaal 10 minuten duren. Dit betekent ongeveer 20 vragen.

 3. Indeling

Zorg voor een goede chronologische volgorde van je enquête. Zet vragen met hetzelfde onderwerp bij elkaar. Houd hier bijvoorbeeld vast aan deelvragen. Wat ook helpt is om per onderwerp eerst algemene vragen te stellen en dan pas specifieke vragen. Dan gaat de respondent er sneller doorheen.

 4. Duidelijk

  • Maak de vragen klein en zo specifiek mogelijk.
  • Gebruik geen moeilijke woorden en geen vaktaal (jargon).
  • Leg moeilijke begrippen uit.
  • Stel concrete vragen: hoeveel uur heb je tv gekeken? Zorg dat ze het in cijfers kunnen uitdrukken. Dit maakt het makkelijker nakijken.
  • Voorkom suggestiviteit. Zorg ervoor dat je het antwoord niet al in je vraag verwerkt en dat ze dit enkel kunnen beamen.
  • Vermijd vragen met twee vragen in zich. Dit is vaak te herkennen aan het woordje ‘en’ in de vraag.
  • Voorkom dubbele ontkenningen. Twee keer ‘niet’ in een vraag of de woorden ‘geen/nooit’ zijn erg verwarrend.
  • Zorg dat de vraag maar op één manier geïnterpreteerd kan worden: ‘Houdt u van sport?’ kan ook gezien worden als ‘Ik kijk graag naar sport’ i.p.v. ‘Ik sport vaak’.
  • Zorg zoveel mogelijk dat je respondent een keuze maakt. Respondenten 1 t/m 4-scores laten geven helpt hierbij. Bij een vijfpuntsschaal kunnen respondenten ‘in het midden’ en dus neutraal antwoorden. Dit is niet per se slecht, maar wel iets om je bewust van te zijn.
  • Hanteer zoveel mogelijk dezelfde scores bij te geven antwoorden.

 5. Gevoelige informatie

Heb je een gevoelig onderwerp? Stel eerst wat luchtige vragen; na het beantwoorden van simpele vragen geven respondenten eerder antwoord op gevoeligere vragen.

 6. Open vragen

Stel niet te veel open vragen, want dan kan een enquête van 20 vragen alsnog heel lang duren. Werk daarom ook met meerkeuzevragen.

 7. Beeldmateriaal

Maak je gebruik van een online enquête? Gebruik dan beeld en geluid! Enquêtes zijn soms heel saai, en in dit digitale tijdperk kan het al snel een stuk leuker worden gemaakt. Bovendien helpen afbeeldingen soms om vragen beter te interpreteren.

 8. Repetitie

Laat eerst even iemand uit je omgeving, die niet heeft meegewerkt, een eerste versie invullen. Dan kun je gelijk achterhalen of alles duidelijk is.

 9. Opmerkingen

Maak ruimte voor algemene opmerkingen aan het eind. Als je een echt meelevende doelgroep hebt, kan dit nog wel eens hele nieuwe en relevante inzichten opleveren.

 10. Beleefdheid en stijl

Wees beleefd en schrijf een bedankje als slot. Een vlotte en persoonlijke enquête waarbij je leuk wordt verwelkomd en bedankt hebben een grotere kans om ingevuld te worden!

Begin met enquete maken